Over Roelof Claesz Verhaer en Trijntje Aarts Roomburch zijn vrouw zijn er diverse aktes. De aktes van Roelof gaan meest over transport van land, hypotheken en wat dies meer zij; ook zijn er meerdere aktes waarin hij voogd is over de kinderen van zijn zussen. De aktes van Trijntje gaan vaak over haar familie. Er zijn gek genoeg nog geen aktes gevonden over de familie van Roelen en Trijntje samen, dus we hebben geen bewijs uit welke kinderen dit gezin bestond. Een reden zou kunnen zijn dat Roelof in 1685 failliet is verklaard, dus er viel geen erfenis te verdelen (zie boek van Ton Verhaar uit Abcoude).

We moeten dus terugvallen op kerkboeken. Deze zijn in de genoemde periode onderhevig aan een tamelijk slordige pastoor. Bovendien worden meestal alleen patroniemen genoteerd; achternamen ontbreken. Maar het helpt om te kijken naar de getuigen die optreden bij de doop van de kinderen: aan de patroniemen herken je broers en zussen. Natuurlijk zijn de wederzijdse ouders er ook uit te filteren. Een enkele keer zijn er gerechtsnotities met volledige namen, bijv. bij huwelijken. En dat helpt om de familie te reconstrueren.

(klein-)kinderen va Roeloff Claesz Verhaer

In deze generatie vindt een ingrijpende gebeurtenis plaats in Bodegraven en in Zwammerdam. In Rampjaar 1672 was Nederland tegelijk in oorlog met Frankrijk, Engeland en de bisdommen van Keulen en Munster. Het was het jaar waarin de gebroeders De Wit werden vermoord. De waterlinie werd onder protest van de boeren in stelling gebracht (het ging ten koste van hun oogst en inkomsten). In deze akte laten de boeren weten waarom ze de pachten en penningen dat jaar niet kunnen betalen: akte. In december van 1672 vonden de moordpartijen te Zwammerdam en Bodegraven plaats, gepleegd door de Franse troepen o.l.v. de Hertog van Luxemburg. De Franse troepen lagen al enige tijd aan de oostzijde van de waterlinie en waren gehuisvest in Woerden en omgeving. Willem III was met zijn leger naar Charleroi getrokken in een poging de Franse linies te doorbreken. In december begon het echter hard te vriezen, dus de waterlinie vroor dicht tot een begaanbare ijsvlakte. De Fransen zagen hun kans schoon en dachten naar Den Haag op te trekken; de soldaten was plundering van Den Haag beloofd. Het liep echter anders, want de dooi zette in. Het leger geraakte met veel moeite in Zwammerdam, maar kon daar niet verder, en alleen terug via Bodegraven en Nieuwerbrug. Deze plaatsen waren inmiddels verlaten door de Staatse soldaten die o.l.v. Königsmarck naar Leiden gevlucht waren. Dus hadden de Fransen de tijd voor plunderingen van deze dorpen.

Het moet vreselijk geweest zijn. De meeste inwoners waren gevlucht, maar dat was niet iedereen gelukt. Alle huizen werden in brand gestoken. Mensen werden vermoord en levend in hun huizen verbrand. In Bodegraven ging het nog erger toe dan in Zwammerdam. De verslagen van de ooggetuigen zijn gruwelijk.

(Overigens moet gezegd dat Willem III later zijn PR-machine heeft ingezet om de Fransen zo slecht mogelijk af te schilderen. Vandaar dat de prenten en officiële geschriften van toen nog veel erger dan gruwelijk waren; ze waren met opzet overdreven. Deze dienen met een korreltje zout genomen te worden.)

Luc Panhuysen schreef voor het Historisch Nieuwsblad dit artikel:

Over de moordpartij in Zwammerdam is een podcast in 3 delen gemaakt die het e.e.a. duidelijk in perspectief zet. Jammer is dat het lijkt of alleen Zwammerdam dit lot onderging. In realiteit ging het er in Bodegraven heftiger aan toe dan in Zwammerdam. Maar afijn, dat gezegd zijnde geeft de podcast wel een treffend beeld. Dit is de inleiding en hieronder de drie directe links naar ieder van de podcasts.

Het bijgaande krantenartikel laat één van de prenten zien die Willem III liet maken. Het verhaal er bij is een combinatie van het militaire verslag van de gebeurtenissen, waar tussendoor ooggetuigenverslagen zowel in Zwammerdam als in Bodegraven. Het is door het gebruikte lettertype wat lastig leesbaar, vandaar ook een te downloaden document met daarin de letterlijke tekst, plus een iets leesbaarder variant in meer hedendaags Nederlands.

Er zijn de afgelopen 50 jaar meer achtergronden over de gebeurtenissen in Zwammerdam en Bodegraven geschreven, onder andere door J.Ph. Labordus, J.F.A. Modderman (Bodegraven in 1672) en D.J. Roorda (Het Rampjaar 1672). De gedeeltes over de nadagen van december 1672 zijn hieronder te downloaden. Het stuk van Labordus is het meest compleet, al is het lichtjes uit Alphen’s perspectief geschreven. Hij maakt ook duidelijk wat het rampjaar betekende voor de tijd ná de moordpartijen.

Van langer geleden zijn de uitgebreidere geschriften; niet duidelijk is of dit ook de door Willem III geïnspireerde en overdreven geschiedschrijving is geweest. Door Bernardus Costerus (gemeentesecretaris van Woerden in 1672), Johannes Quintus (predikant van Aarlanderveen in 1672) en een verslag door D. van der Reyden (alle 3 digitaal beschikbaar). Een gedicht met prent van Govert Bidloo is zeker geïnspireerd door Willem III.

De meningen over het aantal slachtoffers lopen uiteen. Sommigen spreken van 300 slachtoffers. Uit geschiedschrijving blijkt dat er in Bodegraven rond die tijd ca 500 inwoners waren; Zwammerdam was wat kleiner. Maar het is moeilijk in te schatten, want veel kerk- en gerechtsboeken zijn verloren gegaan. Bovendien waren de meeste woningen verbrand en onbewoonbaar, dus mensen hebben elders onderdak gezocht. Vanaf 1674 tot aan 1687 toe werden regelmatig verbrande boerderijen en huizen verkocht; zo’n 75 zijn er in de loop van de jaren gehypothekeerd of van eigenaar verwisseld. Dus het heeft meer dan 10 jaar geduurd voordat de dorpen weer enigszins bewoonbaar waren en de inwoners terug konden keren. Als ze dat al deden …

De meeste boerderijen aan de Meije bleven gespaard. Ook de boerderij van Roelof Claes Verhaer en die van zijn moeder, de weduwe van Claes Gerrits Verhaer zijn niet in brand gestoken. Wel zijn in de Zuidzijderpolder (ten zuidoosten van Bodegraven) de boerderij Neeltje Claeses Blonck (weduwe van Arien Gilis Verhaer) verbrand, en ook die van de zwager van Roelof Claes, Jan Aerts Roomburch. Ook de boerderij van Jan Reijniers Verhoeff en Annichgen Pieters Outshoorn, dochter van Marijtje Gerrits Verhaer (de oude) in de Weijland polder (ten noorden van Bodegraven) werd in brand gestoken. Dit was de boerderij geërfd van Annichgens grootouders Gerrit Jan Dircks en Marijtje Willems. Tenslotte is een huis van weduwe Lijsbeth Jans Verhaer in Bodegraven dorp verbrand. Van deze branden weten we dat Jan Aerts Roomburch en Lijsbeth Jans Verhaer het hebben overleefd. Lijsbeth Jans Verhaer en haar dochter Jannetgen Heijndricks van Viertel zijn in Leiden gaan wonen en voor zover te achterhalen daar ook gebleven tot hun overlijden in 1677 resp. 1676. Ook Annichgen Pieters overleefde de brand. Arien Gillis Verhaer overleed een maand vóór de ramp. Over het lot van Simon Gerrits van Diemen, Willem Jans Craen alias Verhaer, Neeltje Claeses Blonck en Jan Reijniers Verhoeff is ons niets bekend. De eerst gevonden vermelding van deze drie mensen ná het rampjaar is in 1675 in de vorm van ‘erven van …’ in transportaktes van hun afgebrande boerderijen. Verder lezen we in aktes dat familieleden uitwijken naar Gouda (de broers en zussen Joosten Verhaer, Willem Gilles Verhaer) en daar ziek worden. Er heerst de pest in de jaren na het rampjaar.